NIEUWS – Grutto als graadmeter voor een gezond boerenland
Een trekvogelspecialist en een kaasmaker hebben op het eerste gezicht weinig met elkaar gemeen, zou je denken. Maar niets is minder waar. Onze bekendste trekvogel, de grutto, is namelijk afhankelijk van weideland. Hetzelfde weideland waarop de koeien van de kaasmaker grazen. Het is dan ook de grutto die Theunis Piersma, hoogleraar Trekvogelecologie en Catharinus Wierda, oprichter van kaasmerk de Fryske, bindt. Piersma bestudeert de vogel al zo’n 20 jaar, voor Wierda was de achteruitgang van de grutto reden tot het oprichten van zijn kaasmerk, dat heel toepasselijk een grutto als logo heeft.
De mannen groeiden op in dezelfde Friese streek en zijn beiden gefascineerd door onze nationale vogel. Volgens Piersma komt dat door zijn jeugd. “Ik was veel buiten. Als kind kon ik enorm genieten van dat landschap vol bloemen, insecten en vogels. Ik vind het dan ook best moeilijk om nu op het platteland te wonen en te zien hoe uniform alles eruitziet, juist omdat ik weet hoe het vroeger was: een levende wereld vol schoonheid en rijkdom. Het voelde er veilig, dat gevoel is nu weg.”
Voor Wierda was de roep van de grutto een wake-upcall. “Toen ik eens bij een kruidenrijk grasland stond en een grutto hoorde, realiseerde ik me met een schok dat ik hem al jaren niet meer gehoord had. Het Friese platteland is op veel plaatsen doodstil geworden. Terwijl die vogelgeluiden echt de soundtrack van mijn jeugd waren. Als we gingen zwemmen in de Fluessen, hoorde je niets anders.”
Boerenvogel
De intensieve melkveehouderij is een grote oorzaak voor de achteruitgang van de Nederlandse biodiversiteit, en dat doet Wierda pijn, want hij is zelf zoon van een melkveehouder. Hij werkte als duurzaamheidsmanager in de zuivelsector, maar zag dat er te weinig veranderde. “Toen ik die grutto hoorde, wist ik: nú moet ik wat doen. Daarom ben ik in 2017 mijn eigen kaasbedrijf begonnen. Ik wilde laten zien dat het wel kon, kaas maken en tegelijkertijd de biodiversiteit herstellen.”
Piersma en Wierda hopen dat de grutto weer massaal terugkeert op het platteland. Een halve eeuw geleden waren er zo’n 120.000 broedparen, nu zijn dat er nog zo’n 25.000. Dat komt vooral door verlies van leefgebied. De grutto houdt van drassige, bloemrijke weides waar veel insecten leven, maar dat soort weilanden zijn door de intensivering van de landbouw steeds zeldzamer geworden. Daarnaast zorgt vroeg maaien in het voorjaar ervoor dat broedparen verstoord worden en de nesten geen beschutting meer hebben.
En dan zijn er nog de bestrijdingsmiddelen die de reguliere landbouw gebruikt. In een recent onderzoek ontdekte van Piersma in totaal 49 schadelijke stoffen in de levers van dode grutto’s (verkeersslachtoffers) uit Zuidwest-Friesland. Dat waren niet alleen landbouwbestrijdingsmiddelen, maar ook industriële chemicaliën en medicijnen voor mens en dier. De grutto’s gaan er misschien niet dood aan, maar de middelen kunnen de kuikens wel verzwakken.
Piersma “Terwijl weidevogels net zo’n boerenproduct zijn als melk en kaas. Ze hebben hier de kans gekregen omdat de boeren het landschap in de loop der tijd zo hebben aangepast, dat het perfect was voor weidevogels. De grutto is dus echt een boerenvogel. Eigenlijk staat hij voor alles waar wij met de landbouw naartoe zouden moeten: naar een bodem die CO₂ opslaat en water vasthoudt, gezonde en lekkere melkproducten, en een goede, inspirerende en veilige leefomgeving. Als het goed gaat met het boerenland, gaat het goed met de grutto.”
Kanarie in de kolenmijn
Een duidelijk voorbeeld daarvan zag Piersma in de droge zomer van 2018, toen veel weilanden in augustus geel werden. Piersma: “De grutto bleek een heel goede voorspeller van een levende bodem die veel water vasthield: de weilanden waar ze in juni foerageerden voor ze naar Afrika vertrokken om te overwinteren, hadden geen droogteschade. Dat waren precies de weilanden met kruidenrijk grasland en intacte bodems, waar de planten het grondwater nog konden bereiken.”
Je kunt de grutto zien als de kanarie in de kolenmijn: als-ie verdwijnt, is dat het een teken dat het slecht gaat met bodem en dus met de biodiversiteit.
Piersma: “Als we willen blijven boeren, en we nemen alle waarschuwingen over het lot van de wereld serieus, dan moeten we de ecologie een veel grotere rol geven: geen doorgekweekt gras dat kunstmest nodig heeft, maar overblijvend, kruidenrijk grasland.”
Gezonde bodem = gezonde melk
Wierda: “Dat is precies zoals wij het bij de Fryske aanpakken. Onze boeren laten minstens 20% van hun land met rust. Daardoor ontstaat er vanzelf kruidenrijk grasland, dat voldoende voeding en schuilplaats biedt aan weidevogels.. De koeien staan tenminste 180 dagen per jaar in de wei en eten voornamelijk gras. Ze krijgen geen veevoer op basis van soja of palm. De boeren kunnen zich deze manier van werken permitteren doordat wij ze wél een fatsoenlijke prijs voor hun melk betalen.”
Piersma: “Daar wil ik nog iets aan toevoegen: een goede bodem geeft goed gras en goed gras geeft gezondere melk. Die gezondheidsaspecten vind ik superinteressant: op welke manier bepaalt de voeding van de koe de samenstelling van de melk? En proef je dat dan ook terug?”
Wierda: “Meer biodiversiteit en veel gras zijn inderdaad gezond voor de koe. En daardoor produceert ze betere melk met meer zachte vetten. Wij zijn aan het onderzoeken hoe we de onverzadigde vetzuren in de melk kunnen verhogen door het rantsoen. De kunst is: kunnen dat we jaarrond sturen, dus ook als er geen vers gras is? Als we onze melk aantoonbaar beter kunnen maken, bewijzen we dat natuurlijk geproduceerde melk niet alleen duurzamer is, maar ook gezonder.”
Natuurinclusief boeren
Zowel Piersma als Wierda zijn ervan overtuigd dat veel melkveehouders graag natuurinclusief zouden boeren, maar dat grote partijen als zuivelcoöperaties en leveranciers van krachtvoer, kunstmest en bestrijdingsmiddelen dat in de weg staan.
Piersma: “BBB, die opkomt voor de belangen van big agro, wil doorgaan met chemische landbouw, maar dan put je de boer én de aarde uit. Als vogelvriendelijke boeren, zoals die van de Fryske, omringd worden door intensieve melkveehouders die bijvoorbeeld alleen raaigras en mais telen, en gif gebruiken, wordt het voor hen moeilijker om een goede en voedselrijke omgeving voor weidevogels te bieden. In zo’n monocultuur zullen immers veel te weinig insecten zijn. En die gifstoffen houden zich niet aan perceelsgrenzen.”
Piersma is dan ook blij met initiatieven als de Fryske. “Ik houd van het ondernemersmodel, je moet boeren betalen voor de dingen die ze produceren. Ik denk dat het onafwendbaar is dat we deze weg inslaan en dat vind ik een mooie zoektocht. We moeten nog beter zoeken naar de raakvlakken tussen de toekomst van het boeren en die van de grutto.”